zaterdag 31 oktober 2015

Over Gordon en Chinezen (en Kim Jong-un) deel 2

Het probleem van Gordon is dat hij meestal maar voor heel even leuk is. Als Gordon een oudejaarsconference zou houden zou de helft van de kijkers na het eerste uur wel zijn weggezapt. Dat hou je niet te lang vol. Vandaar ook dat ik mijn onderwerp heb veranderd, namelijk naar de beeldvorming rondom Kim Jong-un. (Ik weet dat dat geen Chinees is.)
Als je googelt op Kim Jong-un, vind je foto's van hem, meestal in uniform, karikaturen van de leider en een hoop gefotoshopte foto's, waarbij zijn gezicht in een ander plaatje is geplakt. In de komende posts wil ik dieper ingaan op de drie verschillende categorieën waarin foto's van Kim Jong-un op het internet te vinden zijn.
Om leuk te beginnen hier alvast uit alle drie de categorieën een voorbeeld. Je mag zelf uitmaken welke foto in welke categorie hoort.














woensdag 28 oktober 2015

Wat ik opschreef terwijl ik door de IKEA liep en voor het eerst niet keek naar wat ik wilde hebben:

- Er wordt reclame gemaakt met duurzaamheid (ik was er blijkbaar op de dag van de duurzaamheid)
- Veel Zweedse producten, en alles in de sfeer van Scandinavië
- Er bestaat een IKEA Family Pas (voor korting, gratis koffie en thee en gewoon omdat je dan lid van een soort club bent: groepsgevoel!)
- Het meedenken van IKEA (je koopt iets niet alleen, je krijgt ook 10000 tips voor het gebruik ervan, voor een verbouwing, vervanging of het maken van een nieuwe indeling)
- De winkel bestaat uit allemaal kleine studio’s, wat me deed denken aan het gevoel dat je krijgt als je als kind mee mag naar een campingwinkel. Je kunt alles aanraken, het is net echt
- De gedachte: ik loop door een levensgroot poppenhuis
- IKEA maakt veel reclame voor hun handige systemen en geniaal doordachte oplossingen
- Je wordt gedwongen door de hele winkel te lopen (tenzij je de stippelroutes afsnijdt, maar dat is eigenlijk niet de bedoeling)
- Dezelfde producten staan op heel veel verschillende plekken, wat niet opvalt omdat de omgeving er steeds anders uitziet (met andere woorden: veel dingen van IKEA passen overal bij, en toch ziet het er telkens anders uit, dat is wat ze willen laten zien)
- Alle producten met het label NIEUW staan apart uitgestald, maar ook gewoon verspreid in de winkel. Zo zie je zonder dat je het doorhebt steeds dezelfde dingen
- Tips en uitleg bij bepaalde artikelen hangt op ooghoogte, is goed leesbaar en mooi afgebeeld
- Je kunt altijd zien waar je de artikelen moet ophalen. Aan alles hangt een opvallend, rood label
- GRATIS boodschappenlijstjes en potloodjes (dat laatste geldt als internationaal verzamelobject)
- Er zijn veel informatiepunten verspreid door de winkel. Je hoeft je nooit lang iets af te vragen
- Om de zoveel meter staat er een plattegrondpaal, zodat je, mocht je afwijken van de legendarische stippellijn, toch nooit de weg kwijtraakt
- Het personeel draagt kleding in de welbekende IKEA-kleuren (geel en blauw). Je kunt ze bijna niet missen
- De winkel is ruim ingedeeld, je kunt met drie karretjes tegelijk naast elkaar over de paden lopen
- De verschillende poppenhuiskamers zijn afwisselend van kleurenpalet, waardoor de ruimte in zijn geheel ook esthetisch aantrekkelijk is. Je blijft om je heen kijken
- De winkel nodigt uit tot traagheid, niet tot doorlopen en alleen halen waar je voor gekomen bent
- Zelfs de wanden worden functioneel gebruikt (er hangen stoelen aan, er staan honderd van dezelfde vazen op een rij, of potten, wat er dan toch weer mooi uitziet)
- Je kunt er veel inspiratie opdoen
- Alles hangt op ooghoogte: informatie, prijzen, aanbiedingen, slogans (‘aandacht maakt alles mooier’)
- Na de route op de eerste verdieping, de helft van de totale route, kom je uit bij het restaurant, wat uitnodigt tot ‘mama, ik heb HONGER! Mag ik een ijsje?’ Of een stuk chocoladetaart, of een bord Zweedse gehaktballetjes met frietjes en appelmoes
- Met een volle maag loop je langzamer door de rest van de winkel
- Op de kinderafdeling staat alles ónder ooghoogte, of in elk geval, de bakken met knuffels en multifunctioneel speelgoed
- In het magazijn is alles makkelijk terug te vinden. De stellingen staan duidelijk aangegeven, de vakken ook, met in het middenpad nog een keer de aanbiedingen en afgeprijsde artikelen
- De koopjeshoek is vlak voor de kassa
- Als je de kassa overleefd hebt, loop je zo de Swedish Food Market in, en mocht je de verleiding van doorzichtig verpakte koekjes en zelf-schep-snoep dan toch nog kunnen weerstaan, dan kom je nog langs een mini-restaurant waar ze hotdogs, appelflappen en zelf-tap ijsjes verkopen

Heel in het kort: met niets naar huis gaan wordt je door de IKEA niet makkelijk gemaakt. Ik kocht twee afwasborstels en een olifantenknuffel

zondag 25 oktober 2015

Two


Bekomen van de schrik? Gelukkig. Menigmaal wordt ik benadeeld op het niet kennen van klassiekers, zoals The Shining of Fight Club (ja, ja, ja, ja), maar ik zie het als een voordeel. Dit betekent dat ik die ‘’geweldige, spannende, knettergoeie, coole, vette’’ films nog voor de allereerste keer mag kijken! Hoe leuk is dat! Dus benadeel me niet, je zou willen dat je in mijn positie stond.

Vanavond ga ik The Shining kijken. Ik weet niet wat deze film onderscheidt van anderen in zijn genre en ik weet niet of ik hem eng ga vinden. Maar ik weet wel dat er nou eenmaal films zijn die dat gewoon kunnen: die je zintuigen prikkelen, je achter de bank doen springen en je dat heerlijke ‘unheimliches gefühl’ kunnen geven.

Dus stap 1 is verwachting (ik verwacht dat hij eng is??).
Stap 2 is de film kijken
en stap 3 is onderzoeken waarom hij tot de klassiekers behoort: welke technieken de film zo indringend/spannend/griezelig maken?


Helaas weet ik al één: het hotel in The Shining schijnt een soort van doolhof te zijn? Mijn vriend de regisseur heeft me eens verteld dat ze tijdens het filmen het decor veranderden. Dus waar eerst een deur zat, kwam opeens een muur; waar eerst een muur zat, kwam opeens een gang. Het was nét niet opvallend genoeg dat mensen het doorkregen, maar het was nét opvallend genoeg dat de kijker het gevoel kreeg dat er iets gewoon niet klopte

One



Ik moet iets heel ergs bekennen.


Ik heb The Shining nog nooit gezien.

Hoe katten de IKEA populair maken

Ik stond vanochtend brood te smeren met de radio aan. Tussen de liedjes door luisterde ik naar reclame, de meeste met deuntjes die in mijn hoofd bleven hangen en een opgewekte mannen- of vrouwenstem die zei: ‘Dus u wilt een nieuw tapijt? Kom dan naar Carpetright! Bij ons vindt u niet alleen de mooiste, maar ook de warmste, de meest stijlvolle, de voordeligste, de langst meegaande, de best verkochte, de makkelijkst schoon te maken en de goedkoopste tapijten of vloerkleden!’
Mijn eerste reactie: ‘nee.’
De rest van de dag begon ik er eens op te letten en eigenlijk doen bijna alle reclames het zo, of het nu op radio of televisie is. Ze proberen in zo weinig mogelijk tijd zo overtuigend mogelijk hun product te verkopen. Kom langs! Bij ons moet u zijn! Wij zijn de allergoedkoopste van Nederland! Als u bij ons aanklopt, gaat u nooit ontevreden weg!
Bij veel mensen roept dit soort overdreven enthousiasme een tegenovergestelde reactie op, net zoals het bij mij deed. Ze zullen ongetwijfeld iets van effect hebben, maar toen ik het vergeleek met dat wat IKEA doet, viel me een duidelijk verschil op.

Een paar jaar geleden kwam IKEA Engeland met een reclame waarin ze 100 huiskatten loslieten in een IKEA-filiaal. Geen ‘koop dit’, geen ‘vijf euro korting op dit’ maar gewoon, een één minuut durend filmpje van loslopende katten door de gehele winkel.

Wat deze reclame volgens mij zo bijzonder maakt liet me iets zien over de marketingstrategie van IKEA. Ze zijn niet bezig iets te roepen, ze zijn bezig iets óp te roepen, namelijk: het thuisgevoel waar ze zoveel waarde aan hechten. Als het filmpje begint is het meteen duidelijk dat het zich in een IKEA-filiaal afspeelt. Er staat nergens een merknaam of logo, maar ik herken wel meteen wat ik zie: het glimmende gangpad in de altijd gelijk ingedeelde winkel. Deze herkenbaarheid op zich zegt ook al iets over de marketing van IKEA. Ze hebben zo’n sterk imago opgebouwd dat ze bij mij als kijker met één beeld, zonder merknaam of iets anders van reclame, de gedachte aan hun bedrijf kunnen oproepen, net zoals Mc Donalds een tijdje geleden deed.

Iets anders dat me opviel aan de kattenreclame is het effect dat het filmpje op me heeft. Het enige wat de reclame doet is een sfeerbeeld schetsen. Het zien van de spelende en klimmende huisdieren roept, vooral de eerste keer, het ah-gevoel op. Ik ben zelf allergisch voor katten, maar toch associeer ik ze met warmte. Met woorden als thuis, knuffelen, kachels en krioelen. De reclame van IKEA dwingt me niet iets te kopen, er staat nergens een prijs in beeld, je hoort alleen een rustig muziekje terwijl je ziet hoe een kleine kat over een armleuning kruipt (en wegglijdt).

Conclusie: waar de ene reclame naar me roept: koop deze bank! laat IKEA zien hoe ik me voel als ik op zo’n bank ga zitten. Je kunt hem voor de haard zetten, je kunt er thee op drinken met een dekentje over je benen en je kunt er vooral, samen met je favoriete huisdier op zitten, liggen en televisie kijken.
Thuis. 

woensdag 21 oktober 2015

Over vossen en hotels en andere ideeën #3

Na mijn gedachtes vooraf opgeschreven te hebben, ben ik aan het googelen geslagen. Voordat ik te snel naar theorieën grijp, wil ik er eerst achter komen wat het precies is dat Wes Anderson doet. Al snel stuitte ik op een goudmijntje: de site www.nofilmschool.com. Daar staan allerlei korte video-essays, onder andere analyses van Wes Anderson.

Deze eigenschappen heb ik tot nu toe gevonden:

-Ongemakkelijke of onhandige handelingen met de camera.
-Lange scenes, waarin de acteurs de hele scene in één keer goed moeten spelen.
-Het gebruik van wijde lenzen, ook bij close-ups, waardoor het beeld iets raars krijgt.
-Zo vierkant en symmetrisch mogelijke beelden. Het object van aandacht is zoveel mogelijk gecentreerd. Elk shot lijkt hierdoor alsof het als foto gemaakt is.
-Personages bewegen alleen maar op de x- en y-as, ten opzichte van de camera. Dat wil zeggen dat personages alleen maar van links naar rechts of andersom, of van voor naar achter of andersom lopen.
-Grote gedetailleerdheid.
-Warme belichting.
-Beperkt kleurenpalet.
-Anamorf formaat.
-Dat je naar een gemaakt beeld kijkt wordt niet verdoezeld.

Sommigen van deze eigenschappen zeggen mij nog erg weinig. Ik weet helemaal niets van lenzen of beeldformaten. Anderen sluiten weer heel goed aan bij wat ik al dacht te herkennen, zoals het laatste punt. Daarover kwam ik nog een heel interessant voorbeeld tegen. Wes Anderson wilde bij het maken van de poppen voor de stop-motionfilm The Fantastic Mr. Fox gebruik maken van echt dierenhaar. Dat werd hem afgeraden, omdat dierenhaar op de één of andere manier snel opkrult en weer glad moet worden gestreken, en dan ziet de vacht er dus in elke stop-motionshot weer anders uit. Anderson heeft er toen bewust voor gekozen om toch dierenhaar te gebruiken, waardoor je als je goed kijkt inderdaad de vacht van de dieren steeds ziet verglijden, als het ware. Het krijgt hierdoor iets geks. Het is tegelijkertijd knullig en schattig, maar ook vervreemdend.

Een ander interessant iets was dat best wat van de bovenstaande eigenschappen juist zo speciaal zijn door de cinematograaf Robert Yeoman. Over hem ga ik misschien ook nog wat meer opzoeken. 

Ik kwam erachter dat er nog best veel films van Anderson zijn die ik nog niet heb gezien, dus ik ben van plan om bij elk van bovenstaande eigenschappen te snappen wat er bedoelt wordt, en dan The Darjeeling Unlimited te kijken. Dan hoop ik de eigenschappen terug te kunnen zien in de film.




woensdag 7 oktober 2015

2


Ik heb besloten bij het begin te beginnen: de oprichting. IKEA werd ooit opgezet als “gewoon” meubelbedrijf, geen bakken met wortelknuffels, geen roze douchegordijnen, maar gewoon, degelijke en betaalbare meubels. IKEA werd opgericht in 1943, door de toen 17-jarige (17-jarige!) Ingvar Kamprad, een geboren ondernemer die zijn carrière begon op elfjarige leeftijd met het doorverkopen van lucifers. Wat hij wilde was ‘meer doen met minder’, en stijlvolle meubels aanbieden die voor iedereen betaalbaar waren. Dat is hem allebei gelukt. IKEA groeide uit tot een wereldwijde succesformule, waar het niet langer alleen om gedemonteerde tafels draait die gemakkelijk in de achterklep van de auto passen. Tegenwoordig verkoopt IKEA veel meer dan alleen standaard meubels. Je kunt er alles krijgen wat een huis tot een thuis maakt, van hangkasten met de naam Billy tot aan plantenbakken, “vrolijke” klokken en schilderijlijsthouders. ‘Kies je stijl en maak je eigen creatie’, is een van de motto’s van IKEA. Een andere: ‘aandacht maakt alles mooier’. Het streven van de winkelketen, zo staat op de site, is het meer mensen de kans geven thuis een beter leven te leiden. Hoe ze dat doen? Waarschijnlijk met een ontelbaar aantal marketingstrategieën en een uitpuilend team van mensen met hersens. IKEA verkoopt het thuisgevoel. Om achter hun verkooptechnieken daarvoor te komen, wil ik vier dingen onderzoeken: de IKEA-gids, de website, hun campagnes en de winkel zelf. 

dinsdag 6 oktober 2015

Cynisme, ironie, videoclips, 1


#1
Het begon er eigenlijk mee dat ik een grap wilde maken. Joost Zwagerman was overleden, en hoe dat precies gaat weet ik niet maar ik zat in de keuken en opeens dacht ik:

                ‘Als iemand mij ooit de nieuwe Joost Zwagerman noemt, maak ik er een einde aan.’

Mijn huisgenote kwam de keuken in lopen. Ik zei: ‘Ik heb een grap bedacht die je eigenlijk niet grappig mag vinden.’

                ‘Als iemand mij ooit de nieuwe Joost Zwagerman noemt, maak ik er een einde aan.’

Mijn huisgenote moest lachen, zei ‘dat kan echt niet, Martin, dat kan echt niet’, en moest weer lachen.
‘Het is alleen zo’n grap waar je helemaal niks mee kan,’ zei ik. ‘Ik bedoel stel je voor dat ik dit op Facebook zet.’
‘Er is gelukkig nog steeds geen dislikeknop.’
‘Maar dan is mijn literaire carrière wel echt een stuk verder weg, denk ik. Waarschijnlijk. Toch?’
‘Het is misschien niet helemaal de juiste context, nee,’ zei zij.

De juiste context, dacht ik later. De juiste context waarvoor? Is er voor iedere grap een juiste context. Ook voor een grap als:

                ‘Als iemand mij ooit de nieuwe Joost Zwagerman noemt, maak ik er een einde aan.’?

Betekent dat dan dat het uiteindelijk alleen de context is die in staat is iets zo ironisch te maken dat het acceptabel is? Maakt dat alles dan marketing?

maandag 5 oktober 2015

1.

Iemand zei een keer tegen me dat mijn kamer eruit zag als een plaatje uit een IKEA-gids. Alles past bij elkaar, mijn kleren zitten opgeborgen in multifunctionele kasten en de kaarsjes op tafel staan precies even ver uit elkaar. Ik wees verontwaardigd naar de rommelige stapel papieren op mijn bureau, maar volgens hem stond zelfs dat in de gemiddelde IKEA-gids. Gestructureerde rotzooi. IKEA heeft voor iedereen wel iets.
Met andere woorden: mijn kamer had zo het decor voor een heerlijk-studeren-zonder-stress-campagne kunnen zijn. De volgende keer dat ik er binnenliep, kreeg ik spontaan zin om te verbouwen. Ik zag mijn kamer niet meer als mijn kamer, ik zag een plaatje uit een IKEA-gids.

Ik denk dat ik de eerste keer dat ik naar de IKEA ging nog geen vijf was. We gingen met het hele gezin, mijn vader, moeder, broer en ik, en dat feit op zich maakte het al een uitje. Om naar de IKEA te gaan moesten we een half uur in de auto zitten, van Assen naar Groningen. Van die eerste keer herinner ik me zelf zo goed als niets meer, maar wat ik nog wel weet, is dat ik het alle keren daarna een feest vond. Door de slaapkamerafdeling van de IKEA lopen voelde als het betreden van een poppenhuis. Alles is echt, je kunt alles aanraken, je mag overal op zitten, er zijn knuffels, pannen, badkamerkastjes en wastafels.
Pas later ben ik me gaan afvragen waarom ik dat zo leuk vond. Nu weet ik dat de meeste boeken daar in de kast geen inhoud hebben, en dat de foto’s in de fotolijstjes uit tijdschriften komen, maar toch voelde het vroeger echt, “huiselijk”. Alsof ik bij andere mensen naar binnen mocht kijken, en alsof ik zo hun thuis te zien kreeg.

Ik kijk nog steeds graag bij mensen naar binnen. Ik kom ook nog steeds graag bij de IKEA, al vind ik het nu een stuk minder leuk omdat ik weet dat wat ik zie alleen show is. Het is niet echt. Leun tegen een muur en hij valt, als je tussendoor genoeg Zweedse gehaktballetjes hebt gegeten, gewoon om. Mijn nieuwe hobby is in het donker voor het raam gaan zitten en naar de huizen aan de overkant kijken. Als ik daar naar binnen kijk, zie ik iets anders dan de plaatjes uit een IKEA-gids. Ik zie geen lachende mensen in de meest comfortabele leunstoel (verkozen door de consumentenbond!), ik zie geen glimmende kookeilanden; ik zie leefruimtes. Scheef hangende lampen, gebruikte koffiekopjes op tafel, de krant van gisteren, verkreukt door een lekkende brievenbus. Als ik ongemerkt bij de buren naar binnen kijk, zie ik iets wat ik misschien niet hoor te zien, maar wel iets dat voor mensen hun thuis betekent, iets anders dan dat dat wat thuis moet voorstellen.

Met dit in mijn achterhoofd begon ik te denken. Wat zou er gebeuren als je door een IKEA loopt waar alles is volgebouwd met kamers waar echt gewoond wordt? Waar niet alles er alleen esthetisch uitziet, maar realistisch?
Nu ik het zo voor me zie, vraag ik me af of mensen er dan hun spullen nog zullen kopen.

Over vossen en hotels en andere ideeën #2

In mijn vorige post had ik het erover dat het speciale van Wes Andersons stijl misschien wel is dat hij de belevingswereld van een individu zichtbaar maakt, met alle vervormingen en idealiseringen van dien. Toen ik dit had bedacht, vroeg ik me af of dit misschien iets te maken heeft met het impressionisme. Ik ben niet heel goed thuis in kunststromingen, dus ik heb het internet erbij gepakt.

Volgens Wikipedia gaat het in het impressionisme over “de onmiddellijke beleving van het moment, vaak een willekeurig tafereel uit het dagelijks leven, zonder verdere boodschap of doel. Daarbij ging het in de weergave niet langer om een objectieve registratie van de werkelijkheid, maar vooral de subjectieve waarneming van de kunstenaar die leidend werd, met veel aandacht voor sfeer.”

En: “De kunstenaar was tevreden en 'klaar' zodra de impressie was vastgelegd, hetgeen de spontane en schetsmatige indruk van een kunstwerk vaak versterkte: alsof het in een paar minuten op doek was gezet, in een losse toets, nog niet geheel af.”

En nog specifiek over film: “In de filmkunst ontstond in de jaren twintig een impressionistische stroming die zich vooral onderscheidde door de representatie van een grote hoeveelheid afzonderlijke indrukken, vaak met onscherpe lens. Het moest vooral een bepaalde zielstoestand uitdrukken. De subjectieve ervaring bij de kijker stond centraal.”


Het klinkt dus alsof de films van Anderson qua uitgangspunt impressionistisch zijn, maar qua uitvoering niet. Het gaat er bij hem geloof ik inderdaad om om een subjectieve waarneming beeldend te maken, maar dat uit zich niet in de intuïtieve schetsmatigheid die typisch is voor het impressionisme. Sterker nog, Andersons decors lijken gemaakt door een complete control freak.   

zondag 4 oktober 2015

Over vossen en hotels en andere ideeën #1

Voor ik mij ga verdiepen in het hoe en wat van de stijl van Wes Anderson, wil ik eerst een kleine positiebepaling maken. Weten waar ik sta en wat ik vind voordat ik van iets afweet.

Ik heb drie films van Anderson gezien: The Fantastic Mr. Fox, Moonrise Kingdom, en The Grand Budapest Hotel. In alle drie de films was ik getroffen door het vervreemdende effect van de decors en hoe die in beeld zijn gebracht. De decors zijn over de top gestileerd, en te symmetrisch in beeld gebracht. Het hotel in The Grand Budapest Hotel ziet er bijvoorbeeld zodanig precies uit zoals een hotel eruit hoort te zien, dat het juist vervreemdend is. Het heeft iets hyperrealistisch. Je kijkt niet naar een hotel, maar naar de idee van een hotel. Het geeft je het gevoel naar een poppenhuis te kijken. Dit poppenhuisgevoel zou je als kijker juist bewust moeten maken van het feit dat je naar een geconstrueerde werkelijkheid kijkt en je uit de film halen, maar dat is niet het geval. Het maakt het in  plaats daarvan juiste meeslepend en intrigerend.

Misschien gaat de kijker er wel in mee omdat hij accepteert dat dit hyperrealistische de ervaring van de hoofdpersoon verbeeld. Moonrise Kingdom gaat bijvoorbeeld over twee kinderen die van huis weglopen. Als het jongetje door het eindeloos grote belachelijk goed geordende scoutingkampement loopt, kan je je heel goed voorstellen dat in de belevingswereld van een kind zo’n kampement er ook daadwerkelijk zo uit ziet. We zien de werkelijkheid zoals de hoofdpersoon die beleeft.

Iets dergelijks zit ook in The Grand Budapest Hotel, nu ik erover nadenk. Deze film gaat over hoe een jonge piccolo eigenaar van het hotel wordt. Hij vertelt zijn levensverhaal op hoge leeftijd aan een schrijver die in het hotel verblijft, en die schrijver vertelt het op zijn beurt weer jaren later door aan de camera. De kijker is zich dus erg bewust van het feit dat hij een verhaal voorgeschoteld gaat krijgen. Niet alleen zullen de herinneringen van de piccolo ernstig verkleurd zijn door melancholie en het verstrijken van de tijd, de schrijver die het verhaal doorvertelt zal door zijn aard als schrijver er ook nog meer een verhaal van maken, en dus verder polijsten. We krijgen de werkelijkheid te zien, vervormd door twee brillen.

Misschien is dat ook wel het magische van Andersons films. Het maakt de belevingswereld van een individu zichtbaar, met alle vervormingen en idealiseringen van dien. In het echte leven is het onmogelijk.


Ik weet niet of The Fantastic Mr. Fox ook in deze theorie past. Dat is een verhaal dat zich in het nu ontvouwt, door de ogen van een zelfbewust wezen. Tenminste dat vul ik maar even in voor de vos. Maar aan de andere kant, het is een hervertelling van een boek van Roald Dahl. Misschien is het wel het oorspronkelijke verhaal gezien door de bril van Wes Anderson. 

Over Gordon en Chinezen #1

Tijdens de eerste les aardrijkskunde op mijn middelbare school, vroeg de docent aan de enige Chinese jongen in mijn klas of zijn ouders bij 'De Lange Muur' werkten. 'De Lange Muur' is een wokrestaurant in de buurt, en iedereen moest erom lachen.

Gordon vroeg tijdens een talentenjacht aan een Chinese mevrouw wat ze ging zingen, of dat soms 'nummer 39 met rijst' was. De zaal lachte erom, maar even later stroomde het internet over van de reacties, die vooral kritiek waren over dat de opmerking racistisch was. Gordon bood zijn excuses aan, het werd vergeven en vergeten.

Het is mij opgevallen dat grapjes over Chinezen, al dan niet in hun gezicht, op de een of de andere manier meer geoorloofd zijn in Nederland dan grapjes over andere bevolkingsgroepen. Als de poortwachter van de middelbare school aan een donkere leerling op een fiets had gevraagd of hij helemaal uit Afrika was komen fietsen, dan was het dorp te klein geweest. Als Gordon aan een Jood had gevraagd of hij met de trein was gekomen, dan was alleen een excuses waarschijnlijk niet genoeg geweest.

Ik merk het thuis zelf ook. Mijn moeder zucht hard om alle grapjes waar de woorden 'Moslim', 'neger' of 'Jood' in voorkomen, en weigert zelfs er een spier om te vertrekken. De grap over waarom Chinezen spleetogen hebben, mag bij ons aan de eettafel best verteld worden. Daar lacht ze ook vrolijk om mee.


Ik vraag me af hoe dat werkt. Trekken Chinezen zich minder aan van dat soort grapjes? Zijn ze een bevolkingsgroep die door de Nederlanders als sterk wordt gezien, een groep die niet verdedigd hoeft te worden? Zien we ze als intelligenter volk en denken we dat ze de humor er wel van inzien? Is het omdat de Chinezen met veel meer zijn? Of omdat ze simpelweg langer in Nederland zijn, en dat we er, net als aan Belgengrappen, aan gewend zijn? De komende tijd zal ik proberen hier inzicht in te krijgen.