Iemand zei een keer tegen me dat mijn kamer eruit zag als
een plaatje uit een IKEA-gids. Alles past bij elkaar, mijn kleren zitten
opgeborgen in multifunctionele kasten en de kaarsjes op tafel staan precies
even ver uit elkaar. Ik wees verontwaardigd naar de rommelige stapel papieren
op mijn bureau, maar volgens hem stond zelfs dat in de gemiddelde IKEA-gids.
Gestructureerde rotzooi. IKEA heeft voor iedereen wel iets.
Met andere woorden: mijn kamer had zo het decor voor een
heerlijk-studeren-zonder-stress-campagne kunnen zijn. De volgende keer dat ik
er binnenliep, kreeg ik spontaan zin om te verbouwen. Ik zag mijn kamer niet
meer als mijn kamer, ik zag een plaatje uit een IKEA-gids.
Ik denk dat ik de eerste keer dat ik naar de IKEA ging nog
geen vijf was. We gingen met het hele gezin, mijn vader, moeder, broer en ik,
en dat feit op zich maakte het al een uitje. Om naar de IKEA te gaan moesten we
een half uur in de auto zitten, van Assen naar Groningen. Van die eerste keer
herinner ik me zelf zo goed als niets meer, maar wat ik nog wel weet, is dat ik
het alle keren daarna een feest vond. Door de slaapkamerafdeling van de IKEA
lopen voelde als het betreden van een poppenhuis. Alles is echt, je kunt alles
aanraken, je mag overal op zitten, er zijn knuffels, pannen, badkamerkastjes en
wastafels.
Pas later ben ik me gaan afvragen waarom ik dat zo leuk
vond. Nu weet ik dat de meeste boeken daar in de kast geen inhoud hebben, en
dat de foto’s in de fotolijstjes uit tijdschriften komen, maar toch voelde het vroeger
echt, “huiselijk”. Alsof ik bij andere mensen naar binnen mocht kijken, en alsof
ik zo hun thuis te zien kreeg.
Ik kijk nog steeds graag bij mensen naar binnen. Ik kom ook
nog steeds graag bij de IKEA, al vind ik het nu een stuk minder leuk omdat ik
weet dat wat ik zie alleen show is. Het is niet echt. Leun tegen een muur en
hij valt, als je tussendoor genoeg Zweedse gehaktballetjes hebt gegeten, gewoon
om. Mijn nieuwe hobby is in het donker voor het raam gaan zitten en naar de
huizen aan de overkant kijken. Als ik daar naar binnen kijk, zie ik iets anders
dan de plaatjes uit een IKEA-gids. Ik zie geen lachende mensen in de meest
comfortabele leunstoel (verkozen door de consumentenbond!), ik zie geen
glimmende kookeilanden; ik zie leefruimtes. Scheef hangende lampen, gebruikte
koffiekopjes op tafel, de krant van gisteren, verkreukt door een lekkende
brievenbus. Als ik ongemerkt bij de buren naar binnen kijk, zie ik iets wat ik
misschien niet hoor te zien, maar wel iets dat voor mensen hun thuis betekent, iets
anders dan dat dat wat thuis moet voorstellen.
Met dit in mijn achterhoofd begon ik te denken. Wat zou er
gebeuren als je door een IKEA loopt waar alles is volgebouwd met kamers waar
echt gewoond wordt? Waar niet alles er alleen esthetisch uitziet, maar
realistisch?
Nu ik het zo voor me zie, vraag ik me af of mensen er dan hun
spullen nog zullen kopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten