Tijdens de eerste les aardrijkskunde op mijn middelbare
school, vroeg de docent aan de enige Chinese jongen in mijn klas of zijn ouders
bij 'De Lange Muur' werkten. 'De Lange Muur' is een wokrestaurant in de buurt,
en iedereen moest erom lachen.
Gordon vroeg tijdens een talentenjacht aan een Chinese
mevrouw wat ze ging zingen, of dat soms 'nummer 39 met rijst' was. De zaal
lachte erom, maar even later stroomde het internet over van de reacties, die
vooral kritiek waren over dat de opmerking racistisch was. Gordon bood zijn
excuses aan, het werd vergeven en vergeten.
Het is mij opgevallen dat grapjes over Chinezen, al dan
niet in hun gezicht, op de een of de andere manier meer geoorloofd zijn in Nederland
dan grapjes over andere bevolkingsgroepen. Als de poortwachter van de
middelbare school aan een donkere leerling op een fiets had gevraagd of hij
helemaal uit Afrika was komen fietsen, dan was het dorp te klein geweest. Als
Gordon aan een Jood had gevraagd of hij met de trein was gekomen, dan was
alleen een excuses waarschijnlijk niet genoeg geweest.
Ik merk het thuis zelf ook. Mijn moeder zucht hard om
alle grapjes waar de woorden 'Moslim', 'neger' of 'Jood' in voorkomen, en
weigert zelfs er een spier om te vertrekken. De grap over waarom Chinezen
spleetogen hebben, mag bij ons aan de eettafel best verteld worden. Daar lacht
ze ook vrolijk om mee.
Ik vraag me af hoe dat werkt. Trekken Chinezen zich
minder aan van dat soort grapjes? Zijn ze een bevolkingsgroep die door de
Nederlanders als sterk wordt gezien, een groep die niet verdedigd hoeft te
worden? Zien we ze als intelligenter volk en denken we dat ze de humor er wel
van inzien? Is het omdat de Chinezen met veel meer zijn? Of omdat ze simpelweg
langer in Nederland zijn, en dat we er, net als aan Belgengrappen, aan gewend
zijn? De komende tijd zal ik proberen hier inzicht in te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten